Fedec stuurt brief aan Minister Ollongren en kamerleden na motie Koerhuis en Beckerman
Donderdag 20 mei 2021 werd in de Tweede Kamer de motie Koerhuis en Beckerman over een maximumprijs instellen voor het fysieke energielabel aangenomen. FedEC reageert hierop met een krachtige brief namens de sector aan de Minister en Tweede Kamerleden Energie.
‘Onkunde en desinteresse bij Kamerleden over energielabel is stuitend’
Eind mei nam een meerderheid van de Tweede Kamer een motie aan waarin ze de minister oproept om een vaste prijs voor het energielabel in te voeren. “Dit is, opnieuw, een teken van onkunde en desinteresse bij de Tweede Kamerleden ten aanzien van het dossier rondom de invoering van het energielabel”, zegt Isabelle Sternheim, voorzitter van de Federatie van Energieconsultants (FedEC). “Wij zijn het beu dat Kamerleden wel ongefundeerde meningen over het energielabel uiten, maar niet bereid zijn om - ondanks onze verzoeken - met ons informatie en standpunten uit te wisselen.”
Klik op onderstaande links om de brieven die de FedEC heeft verstuurd te bekijken:
Bij de leden van de FedEC heerst inmiddels veel frustratie over opnieuw een motie die de minister gewoon niet kan uitvoeren. “Of de Kamerleden spelen een onduidelijk spel, of zij laten zich gewoon niet of bewust onjuist inlichten. Het resultaat is hetzelfde”, zegt Isabelle Sternheim. “Onze leden ervaren het als ronduit schokkend dat de politiek een complete bedrijfstak al vele maanden in onzekerheid houdt. En dat op basis van kennis en ideeën die pertinent onjuist zijn. Net als de Kamerleden vinden wij dat de overheid een betrouwbare partner moet zijn voor burgers en bedrijfsleven. Maar de moties en standpunten die zij naar voren brengen dragen daar niet aan bij.”
De FedEC is vooral verbolgen over het feit dat de Kamerleden, ondanks verzoeken van de brancheorganisatie, gesprekken met de FedEC afhoudt. “Terwijl wij ervan overtuigd zijn dat een gesprek veel onduidelijkheden zal ophelderen. Wij verwachten zelfs dat wij samen met Kamerleden het energielabel tot een belangrijk en vooral waardevol instrument kunnen maken in de voorlichting naar de woningkopers.”
Het energielabel, dat een Europese verplichting is, vervult als voorlichting naar kopers een voorname rol. En de kosten zijn zeer beperkt, in het hele pakket aan kosten dat een koper en verkoper van een woning moeten maken (kosten van de makelaar, bouwkundige keuring, taxatierapport, hypotheekacte, bankgarantie, asbestinventarisatie, overdrachtsbelasting). Voor een goed en degelijk energielabel bedragen de kosten gemiddeld 250 á 350 euro. Terwijl het energielabel - mits deze goed en vakkundig is opgemaakt - misschien wel het enige onderdeel is in al deze kostenposten dat de koper erg veel inzicht en voordeel geeft. Inzicht in de energetische prestatie van de woning en de eventuele kosten die een toekomstig bewoner moet maken om de woning te verbeteren.
Bovendien biedt het fysieke energielabel - in tegenstelling tot een digitaal label waarom Kamerleden vragen - veel toegevoegde waarde. Voor een fysiek energielabel is een keuring ter plaatse door een energieadviseur noodzakelijk. Die keuring maakt daadwerkelijke prestaties van bijvoorbeeld verschillende isolatiematerialen, beglazing of klimaattoestellen inzichtelijk. Alleen een goed onderbouwd energielabel beloont woningen met een beter isolatiemateriaal of een zuiniger klimaatinstallatie. Tegelijk stimuleren we hiermee de innovaties in de markt. Dit doet een vereenvoudigd, digitaal label niet, omdat deze alle energetische maatregelen en middelen op één hoop gooit, en daarmee voor een verkeerde indruk van energiezuinigheid zorgt.
“Voor onze branche van energieadviseurs is de maat vol. Wij vragen Kamerleden nu eindelijk eens naar onze argumenten te luisteren. En de minister vragen wij om een eerlijk en helder standpunt uit te dragen. Daarvoor hebben wij de Kamerleden en de minister vandaag een brief gestuurd. Het is erg onredelijk om energieadviseurs speelbal te maken van politieke onduidelijkheid en onwetendheid. Wij rekenen daarom op een helder en eenduidig standpunt van de minister en de bereidheid bij Kamerleden om eens te luisteren naar de standpunten van onze beroepsgroep”, besluit Sternheim.